Druk deze pagina afPrint deze pagina

Leven met dementie: ‘Je moet jezelf inschakelen’

Texelaar Goos Westerlaken (79) weet sinds een paar jaar dat hij dementie heeft. Openhartig vertelt hij hoe hij met het verlies van zijn geheugen en vaardigheden omgaat. “Ik train wat ik nog kan en accepteer wat ik niet meer kan.”

Het verlies van vaardigheden en de achteruitgang van het geheugen horen bij het ziektebeeld van dementie. Hiermee heeft ook Goos Westerlaken uit Den Burg (Texel) dagelijks te maken sinds hij twee jaar geleden de diagnose vasculaire dementie kreeg. De ene dag kan hij iets nog, de dag daarop niet meer. Desondanks is hij vastberaden om niet bij de pakken neer te zitten. ‘Het is mijn doel om zo lang mogelijk vast te houden wat ik nog kan en weet en te accepteren wat ik niet meer kan.’

Boodschappen doen

Westerlaken vergeet veel dingen, vertelt hij. ‘Dat vind ik op zich niet zo belangrijk, want die vergeten info vis ik wel weer op tijdens het gesprek. Ik vind het lastiger dat ik niet meer zelf boodschappen kan doen. De spullen die ik zoek in de winkel zie ik niet meer, al staan ze recht voor mijn neus.’ Ook het niet meer zelf kunnen koken doet hem pijn. Dat deed hij graag. ‘Ik vind de ingrediënten niet of vergeet het recept. Mijn vrouw en ik hebben nu een taakverdeling gemaakt. Zij kookt dagelijks, ik dek de tafel en ruim af na het eten.’

Je best doen

‘Wil je een stuk Texelse koek? Een kopje thee?’ Behoedzaam schenkt hij de thee in het glas. Niets aan Goos Westerlaken verraadt zijn ziekte. Ondanks zijn 79 jaar, oogt hij jeugdig. Een volle bos grijs haar, heldere nieuwsgierige ogen en een sportief uiterlijk. Hij wil zo lang mogelijk geestelijk en lichamelijk gezond blijven. ‘Het is een kwestie van jezelf inschakelen. Je best doen. Als je op je kont gaat zitten en niets meer doet, weet je dat het sneller achteruitgaat.’

Dezelfde plek

Daarom oefent hij dagelijks zijn geheugen door belangrijke spullen zoals sleutels of telefoon altijd op dezelfde plaats neer te leggen en regelmatig te checken of ze daar nog liggen. ‘Dan weet ik dat het klopt wat ik in mijn hoofd had en dat geeft me rust’. Hij voegt eraan toe dat er wel grenzen zijn aan wat kan. ‘Je moet oppassen dat je jezelf niet te veel uitslooft. Als ik mijn kop te hard laat werken, ben ik de volgende dagen uitgeteld.’

Een bende

Doordat de Texelaar zich goed verbaal kan uitdrukken, geloven mensen niet altijd dat hij dementie heeft. ‘Ik weet dat ik goed kan praten, maar dat is soms een valkuil, want daarmee maskeer ik mijn dementie. Mensen zeggen dan: “De dementie valt bij jou reuze mee”. Maar dat is niet waar. Het is in mijn hoofd een bende.’

Meerdere mensen

Dat merkt hij bijvoorbeeld tijdens een verjaardagspartij waar meerdere mensen door elkaar heen praten. Dan begrijpt hij zinnen niet, slaat niets op en wordt boos. ‘Ik heb inmiddels geleerd om mij in die situaties af te zonderen en naar bed te gaan om tot rust te komen. Dat helpt.’

Niet storen

Ook vertelt hij dat hij dingen steeds meer ervaart als een klein kind. Als hij iets wil, dan moet het direct gebeuren. ‘Als mijn vrouw boven achter de computer aan het werk is, vergeet ik steeds dat ik haar niet altijd kan storen. Toch doe ik dat regelmatig. Als ik ergens mee bezig ben en iets niet kan vinden dan moet ik meteen weten waar het is. Dan ga ik toch naar haar kamer. Daarna voel ik mij soms ongemakkelijk. Om eerlijk te zijn is mijn ziekte voor mijn vrouw vermoedelijk vervelender en vermoeiender dan voor mij. Dat vind ik erg maar ik weet niet goed hoe ik haar kan helpen.’

Kleine dingen

Twee jaar geleden werd de diagnose gesteld, maar Westerlaken merkte al eerder dat er iets mis was. ‘Het waren kleine dingen. Vroeger droeg ik buiten altijd een petje als het koud was. Die vergat ik steeds vaker op te zetten. Ook kwam ik in gênante situaties terecht. In ons dorp is het traditie dat je op bezoek gaat als er iemand is overleden. Ik kon toen niet meer op de naam van de overledene komen. Iemand die ik al jaren kende. Dat vond ik erg.’

Het is wat het is

De vader van Goos Westerlaken kreeg Alzheimer. Daardoor kent hij het verloop van de ziekte. ‘Ja, het zal misschien slechter gaan. Het gesprek dat ik nu met jou voer lukt over anderhalf jaar waarschijnlijk niet meer. Je weet het natuurlijk niet zeker. Ik hoop dat dat niet zo is. En anders is het wat het is.’

 

< Terug naar home
Deel deze pagina